De Belgische componist Jean-Luc Fafchamps steekt het niet onder stoelen of banken: de drie werken die op ‘Back To…’ te horen zijn, mogen gerust gezien worden als een persoonlijke hommage aan de pianoliteratuur. Wie de stukken, die tezamen, afzonderlijk of in eender welke combinatie en volgorde uitgevoerd kunnen worden, beluistert, heeft die toelichting echter niet nodig. De verwijzingen naar de pianomuziek van Ligeti, Debussy, Messiaen, Liszt en Chopin zijn meer dan duidelijk.
Toch klinken de stukken vrij en complexloos. Zoals Fafchamps zich niet verliest in een flauw eclecticisme, zo gaat hij ook niet geforceerd op zoek naar atonaliteit, conceptuele techniciteit of virtuositeit. Alle drie de stukken klinken spontaan, alsof ze op een hoogst natuurlijk manier ontstaan zijn. Dat Fafchamps zelf pianist is, kan daarbij geen toeval zijn.
Het wordt allemaal nog vanzelfsprekender wanneer de titels bovendien een goede indicatie lijken van waar het de componist om te doen is. ‘Back To the Pulse’ laat inderdaad duidelijke muzikale pulsen horen en lijkt bovendien te flirten met de repetitiviteit. Toch is van zuivere herhaling weinig sprake, want in plaats van letterlijk te kopiëren, laat Fafchamps het muzikale materiaal bij elke verschijning veranderen.
Dat muzikale materiaal is vaak mooi herkenbaar, van het tertsinterval dat het begin domineert en verspreid over extreme registers in verschillende liggingen terugkeert tot de snel dalende lijn die zo uit de inleiding van Chopins ‘Etude Révolutionnaire’ weggelopen lijkt. Fafchamps laat de herkenbare beweging echter ritmisch, melodisch en harmonisch evolueren. Een gelijkaardige behandeling krijgt een heldere melodie die later in het werk opduikt en die samengeplukt wordt uit een reservoir van slechts enkele noten. Door daarin te schrappen of de noten van volgorde te veranderen, neemt ook dit element steeds andere gedaanten aan.
Toch klinkt ‘Back To the Pulse’ niet zomaar als een opgeklopte sonatevorm. De variatie beperkt zich niet tot het muzikale materiaal, maar is ook te vinden in de uiteenlopende richtingen waarin de muziek gestuwd wordt. Die schurkt nu eens tegen een romantische cadens aan om later scherp hoekig te zigzaggen waarbij het verloop gebroken wordt door dissonante clusters. Later legt Fafchamps dan weer mooi enkele polyfone lagen over elkaar en even, heel even, loenst hij zelfs even naar Gershwin met jazzachtige drive.
Het tweede stuk, ‘Back to the Sound’ is met iets meer dan acht minuten het kortste van de drie. Fafchamps schreef het als opgelegd werk voor de halve finale van de Koningin Elisabethwedstrijd 2010. Zeker in het begin lijkt het stuk een klassieke variatiereeks op een dalend thema dat enigszins verwant lijkt met het Chopin-achtige idee van het eerste stuk. Dit basisgegeven maakt een hele omwenteling door, maar blijft vaak goed hoorbaar.
Toch is het stuk ook meer dan een moderne variant van een reeks achttiende eeuwse variaties. De behandeling van het materiaal is veel vrijer en de muziek belandt in heel uiteenlopend vaarwater, zoals de roterende mechaniekjes van Ligeti, kristallen harmonieën of nazinderende akkoorden die alle ruimte laten aan fonkelende melodieën. Toch brengt Fafchamps het basismateriaal tegen het einde ook terug, zij het dan in omgekeerde, stijgende gedaante, waarna het uiteendrijven van de twee handen in extreme tessituren weer de handtekening van Ligeti verraadt.
Zoals de titel al insinueert, neigt de melodievoering in ‘Back to the Voice’ inderdaad naar het vocale: niet zozeer wat expliciete zangerigheid betreft, maar wel door de beperkte tessituur, waardoor de muziek plots heel wat minder “pianistiek” klinkt. Ook nu blijft Fafchamps echter niet in een idioom hangen, want hoewel het stuk opent met iets wat doet denken aan een parafrase op Schuberts ‘Erlkönig’, borrelt daarna de muziek vervaarlijk op uit de laagte, als in een étude van Liszt.
Ondanks een romantische clash, blijft ook dit werk vrij van pathetiek, al was het maar omdat het ook nu weer geregeld andere oorden opzoekt. Zo belandt het uiteindelijk zelfs in de benevelde lyriek van een melodie die “braaf” op een begeleiding zweeft, als in een 21ste eeuwse versie van Schumanns ‘Träumerei’ om later weer virtuoos te gaan ratelen en uiteindelijk uit te lopen op een lang naklinkend akkoord.
Breed geschakeerde, maar vormelijk coherent, klinken de stukken van Fafchamps op ‘Back To…’ eigenlijk heel toegankelijk, maar zonder in goedkope of populaire tendensen te vervallen. Een indruk die nog versterkt wordt door de natuurlijke uitvoeringen van pianist Stephane Ginsburgh. ‘Back To…’ is dan ook een ideale cd voor diegenen die denken dat hedendaagse gecomponeerde muziek niets voor hen is. Als ze tenminste bereid zijn hun mening te herzien, uiteraard.
Koen Van Meel, 22ste september 2013